Home |
Schepen |
Overzichten |
Contact |
Bronnen |
Maten |
Na het failliet van de VOC werd van Hoboken (1756-1850), na de Franse tijd, de grootste reder van schepen, met name gericht op Indiƫ. Tijdens de Franse overheersing richt hij zich vooral op de kleinere vaart naar de Oostzee en de Levant. Deze vaart wordt daarna langzaam ingekrompen, tot het in de jaren 1820-1830 een stille dood sterft. Hij bezat een eigen scheepswerf (Rotterdams Welvaren). In 1832 treden zijn drie zoon toe tot de onderneming en wordt de naam gewijzigd in A. van Hoboken & Zonen. Van Hoboken had goede schepen en was er trots op. Het kwam voor dat hij, bij voorgenomen verkoop, ze liever sloopte dan een in zijn ogen te lage prijs te krijgen (bv. De Rotterdam, 1865, Cortgene, 1869) Het Rotterdamse Scheepvaart- en transportcollege is naar van Hoboken vernoemd. | ||