Home
Home

Zoek een persoon
Personen

Zoek een schip
Schepen

Overzichten

Contact

Bronnen

Maten

Retour
Het schip
W.A. Scholten (1874)
 
Meer informatie over dit schip
Rotterdam, 3 Mei.
Het stoomschip W. A. Scholten, kapt. Hus, groot 3.000 tonnen, van de Nederl.-Amerikaansche Stoomvaartmaatschappij, is heden, langs den nieuwen waterweg alhier binnengekomen.
De Tijd, 05-05-1874

Rotterdam, 2 Juni.
Het stoomschip W. A. Scholten, kapt. Hus, is 31 Mei des ochtends vroeg te New York aangekomen, na oponthoud door zwaren mist ondervonden te hebben. Tien dagen reis van af Plymouth.
Algemeen Handelsblad, 04-06-1874

New York, 22 April.
Kapt. Hus, voerende het stoomschip W. A. Scholten, alhier van Amsterdam aangekomen, rapporteert 15 April, tegen den avond, op 44° NBr. en 49° WL. zooveel drijfijs en ijsbergen ontmoet te hebben, dat het schip er geheel door omringd was; eenige ijsbergen waren 80 voet hoog en 600 voet lang Des anderen daags stuurde men Z.W. door de enige opening die in het ijs te zien was. De stuurboordsboeg werd door het ijs ingedrukt en van de schroef was een stuk van alle vier de bladen afgebroken. Het voorste gedeelte van het schip liep vol water, doch het voorruim bleef volmaakt dicht. Den 16de passeerden wij nog verscheidene ijsbergen en signaleerden de Cunard-steamer en waarschuwden haar voor het ijs.
Algemeen Handelsblad, 09-05-1875

New York, 28 Mei.
Door het stoomschip W. A. Scholten, alhier van Rotterdam aangekomen, zijn 23 Mei op 44° N.Br. en 50° W.L. twee ijsbergen gepasseerd.
Algemeen Handelsblad, 13-06-1877

Het stoomschip W. A. Scholten, van New York via Vlissingen, dat bij het binnenkomen van den Nieuwen Waterweg, tusschen de 4de en 5de witte ton heeft aan den grond gezeten, is met zware schade aan het achterschip en met behulp van drie sleepbooten vlot gekomen en is naar Rotterdam opgesleept.
Java-bode, 20-01-1880

Het stoomschip W. A. Scholten (van de Amerikaansehe lijn) verliet Zondag bet droogdok te Middelburg, na eene belangrijke herstelling te hebben ondergaan.
Opnieuw is de voortreffelijkheid van deze inrichting gebleken, voornamelijk voor schepen van zoo groote afmetingen als bovengenoemd stoomschip.
Bij het vertrek naar Vlissingen, geraakte de Scholten in het kanaal, ter hoogte van den Abeele, met den boeg in bet talud vast, waardoor een belangrijk oponthoud ontstond.
Dit ongeval is echter volstrekt niet te wijten aan ondiepte van het kanaal, getuige de groote schepen, die er dagelijks door varen.
Het nieuws van den dag: Kleine Courant 24-02-1880

Rotterdam,
De lading en passagiers van het Ned. stoomschip P. Caland, van hier naar New York, te Falmouth met verlies van roer binnen, worden overgenomen door het stoomschip W. A. Scholten.
Het nieuws van den dag: Kleine Courant, 05-03-1880

Volgens bij de Nederlandsch-Amerikaansche Stoom vaartmaatschappij ontvangen telegram is het stoomschip W. A. Scholten, kapt. Vis, van Rotterdam, laatst van Falmouth, 22 Maart des ochtends met verlies van roer te New York aangekomen. Bijzonderheden ontbreken.
Algemeen Handelsblad, 24-03-1880

Brouwershaven, 15 Dec.
Kapt. G. J. Vis, voerende het Ned. stoomschip W. A. Scholten, van New York alhier binnen, rapporteert 10 dezer op 49° 30' N.Br., 27° 40' W.L., bij zwaar stormweer en hooge zee met groote moeite gered te hebben de equiepage, bestaande uit 14 man, benevens des kapiteinsvrouw, van het in reddenlooze staat verkeerende Eng. barkscbip Frederik van Greenock, van Quebec met hout naar Greenock. De geredde personen hadden 11 dagen en nachten met natte kleederen op het achterdek doorgebracht, zeer weinig voedsel gehad en meest gezwollen voeten, zoodat zij bijna niet gaan konden.
Het nieuws van den dag: kleine courant, 17-12-1881

Door directeuren der Zuid-Hollandsche Maatschappij tot redding van schipbreukelingen te Rotterdam zijn de volgende belooningen toegekend: aan kapitein G. I. Vis, gouden med. en getuigschrift, aan den 1en officier G. Bakker, goud. med. en getuigschrift, aan de kwartiermeesters I. Kelly en I. Lorenz en aan de matrozen E. Friede, C. Carlson, A. Sparling en J. Van Harten de zilveren med., getuigschrift en ƒ 10, allen van het stoomschip W. A. Scholten, voor de gevaarvolle redding op 10 Dec. van de equipage van het Engelsche barkschip Frederick, kapitein Hunter, uit 13 man, den kapitein en diens vrouw bestaande, die gedurende 11 dagen op het vol water drijvend wrak, bijna zonder voedsel, hadden rondgedreven, en die zooveel hadden geleden en zoo uitgeput waren, dat ze, aan boord van de Scholten overgebracht, geneeskundig verpleegd moesten worden.
Donderdag middag zijn die belooningen aan boord van het stoomschip W. A. Scholten door directeuren der reddingmaatschappij in tegenwoordigheid van de directie der Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaartmaatschappij aan deze zeelieden uitgereikt. Naar wij vernemen, is door het Engelsche gouvernement voor deze redding aan ieder der genoemde kwartiermeesters en matrozen £ 3 toegekend, terwijl de kapitein en de 1e officier eene vereerende belooning zullen ontvangen.
De Standaard, 20-03-1882

Rotterdam 18 April.
Het Ned. st. W. A. Scholten, van hier naar New York vertr., heeft 16 dezer op de rivier bij Katendrecht een Keulsche aak aangevaren,waardoor deze vol water liep en om zinken te voorkomen op het drooge werd gesleept.
Het nieuws van den dag: Kleine Courant, 21-04-1887

New York, 16 April.
Het stoomschip W..A. Scholten, hier van Rotterdam aangekomen met gebroken roerpost, is te Red Hook (Brooklyn) bezig met repareeren.
Algemeen Handelsblad, 01-05-1880

Dover, 15 april
Door de loodskotter No. 2 werd hedenmorgen bij Dungeness een lijk opgevischt. Het linnengoed was gemerkt SBD en een passagiersbiljet werd op het lijk gevonden, per W. A. Scholten, van Rotterdam naar New York.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 22-04-1887

Over de "Scholten" zijn sedert gisteren geen bijzonderheden meer bekend geworden. Volgens de Engelsche bladen blijft de kapitein van de "Rosa Mary" volhouden, dat de "Scholten" op zijn schip is ingevaren, terwijl het voor anker lag, zoodat de schuld aan de "Scholten" zou komen. De geredde passagiers en de bemanning van de "Scholten" blijven echter het tegendeel beweren, zoodat door de justitie deze zaak opgelost zal moeten worden. Verscheidene der lijken, die te Dover zijn aangebracht, zijn die van Poolsche Joden, welke heden overeenkomstig den Hebreeuwschen ritus begraven zullen worden. De geredden worden te Dover zoo goed mogelijk verzorgd, en door de bewoners, dier stad is de meeste hulpvaardigheid' aan de ongelukkigen betoond. Zij hebben dan ook een adres van dankbetuiging aan hunne redders en de bevolking van Dover gericht. Bij de lijkschouwing der slachtoffers is gebleken, dat zij, die van een zwemgordel voorzien waren, van koude zijn omgekomen.
De Amsterdamsche beurs is bij de ramp zeer betrokken daar onder meer de Deli-Tabak, een waarde van circa een millioen vertegenwoordigende, op die beurs verzekerd was.
Nader vernemen wij dat het bericht van gisteren betreffende aankomst van een lijk, afkomstig van het stoomschip "W. A. Scholten," met de Harwichboot alhier, niet juist is. Een lijk werd daarmede niet aangevoerd, doch met de Harwichboot is alhier behouden aangekomen de 1e Machinist van het stoomschip "W. A. Scholten," de heer F. Edixhoven, die zich met veel moeite en voorzien van een reddinggordel boven water heeft weten te houden en eerst na een vol uur op het water te hebben gezwalkt, is gered.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 24-11-1887

Uit Dover wordt nog het volgende gemeld:
Een zaak van zeer veel gewicht, voor hen die de zee bevaren, is bij het ongeluk met de W. A. Scholten aan het licht gekomen. Het is een algemeene bekendheid, dat er tusschen de seinen, die een aanvaring of iets anders aanduiden, zou weinig verschil bestaat, dat men die niet van elkander kan onderscheiden. Het schijnt, dat de seinen, gegeven aan boord van de "W. A. Scholten" gehoord zijn door sommige bootslieden, nabij da Admiralty Pier, doch ze werden niet beschouwd als iets van ernstige beteekenis, en daar het op een mijl of vier, vijf, afstand was, deed men de moeite niet om van wal te steken. Dit is een zaak van groot gewicht voor zeevarenden. De bootslieden hier en aan de kust klagen er over dat zij dikwijls, beantwoordende aan de gegeven seinen, van wal staken, doch, na een mijl of twee, drie geroeid te hebben, terug konden keeren, daar hunne diensten niet verlangd werden. Tevens schijnt het naar de ondervinding van zeelieden alhier, alwaar dagelijks zeer veel passage is, dat er geen reglementaire bepalingen bestaan omtrent het toonen van lichten, of het afsteken van vuurpijlen, en in 't bijzonder bij de vreemde schepen. Was er eenig onmiskenbaar sein gegeven, dan had men gemakkelijk de "W. A. Scholten" te hulp kunnen komen, daar volgens ingewonnen berichten, dit juist de reden was, waarom de Londen en Chattam mailboot "Wave" welke Dover verliet op den avond van het ongeval, niet stopte, hetgeen zij gemakkelijk had kunnen doen, daar zij niet ver van de plaats waar de "W. A. Scholten" was, moest passeeren. De seinen werden beschouwd als van zeer gewonen aard te zijn.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 26-11-1887

Volgens ontvangen bericht is de geredde mail van het stoomschip W. A. Scholten doorgezonden naar haar bestemming.
De Tijd, 28-11-1887

Een verschrikkelijke ramp heeft in het Kanaal op de Engelsche kust plaats gehad. Het Ned. stoomschip W. A. Scholten, Zaterdag avond van Rotterdam naar New York vertrokken werd aangevaren door de stoomboot Rosa Mary en is gezonken.
Het casco en de inventaris der W. A. Scholten waren verzekerd voor f 350,000 bij verschillende maatschappijen aan de Rotterdamsche beurs.
De lading was kostbaar; de verzekerde waarde wordt geschat op ca. 1½ millioen gulden; zij bestond o. a. uit 1800 pakken tabak, ter gezamenlijke waarde van f 900,000 a 1 millioen (ieder pak tabak geldt f 500 a f 600); verder eene belangrijke partij wijn in vaten en kisten, diverse collis planten en bollen, kisten manufacturen, glas en aardewerk en meer stukgoederen.
Door deze ramp worden zoowel de Rotterdamsche als de Amsterdamsche beurs zwaar getroffen.
Als eene bizonderheid verdient nog vermelding, dat de eigenlijke gezagvoerder van het stoomschip W. A. Scholten, kapitein Bakker, voor deze reis, ten einde een weinig rust aan wal te genieten, had geruild met kapitein Taat.
Wij hadden 216 passagiers aan boord, schrijft een gered passagier aan de N. R. C., waaronder 130 tusschendeksreizigers. Slechts weinigen waren op het dek tijdens de aanvaring, maar de kapitein en de scheepsofficiers bevonden zich op de scheepsbrug. De meeste passagiers zaten koutend, lezend of spelend in de salon. Enkelen hadden de kajuiten opgezocht. Nauwelijks greep de aanvaring plaats, welke een gat van acht voet breedte maakte in het scheepsbeschot, of eene paniek ontstond onder de passagiers, welke de kapitein en de scheepsofficieren te vergeefs trachtten te kalmeeren. De Scholten had acht reddingsbooten benevens twee reddingsvlotten, doch van de reddingsbooten bleken er maar twee beschikbaar door het overhellen van het schip. De Scholten zonk ongelooflijk snel, binnen vijftien of twintig minuten, met den voorsteven het eerst. De passagiers hadden den tijd reddinggordels om te doen, maar de meesten schenen te verbijsterd. Voor de Scholten, met den achtersteven hoog in de lucht, zonk, liet de kapitein noodseinen en stoomgefluit hooren, hetgeen de aandacht trok van het stoomschip Ebro, welke gezagvoeder terstond, behalve reddingslijnen eene groote deklading hout liet werpen in het koude water, waarin talloozen verkleumd lagen te worstelen. Sommigen overleden op de Ebro tengevolge van de doorgestane koude, terwijl anderen geruimen tijd noodig hadden om bij te komen. Talloozen konden de reddingslijnen niet beetpakken door verkleuming.
Voor den heer Payn, "Coroner of the Dover Borough" legde den heer Franz Moritz, tweede stuurman van de W. A. Scholten, de volgende verklaring af: De W. A. Scholten vertrok van Rotterdam des Zaterdags 19 Nov., des ochtends ten 7 ure, en werd de reis zonder eenige bizondere gebeurtenis voortgezet tot des avonds 8 u. 30, toen het stoomschip ongeveer 6 a 8 Eng. mijlen beoosten South Sandhead ten anker kwam. Het weder was te mistig om door te varen, en bleef men ongeveer een uur aldaar liggen, tot het weder opklaarde, ofschoon het nog eenigszins heijig bleef. Men ging ten anker op, en de gezagvoerder, opperstuurman, derde stuurman en de kwartiermeester die aan het roer stond, en hij zelf waren, op de brug. Hij ontdekte op de brug bijna recht voor uit twee witte lichten. Het eene scheen een ankerlicht te zijn en het andere een licht achter aan het schip, naar gissing op vier of vijf scheepslengten afstand, waarop onmiddellijk het bevel werd gegeven, "hard bakboord het roer" en waren de beide lichten spoedig uit de koerslijn van de W. A. Scholten. Hij dacht dat het schip hetwelk de vuren vertoonde ten anker lag, doch bemerkte dat men het naderde, hij hoorde geen stoomfluit noch beweging der machine, en binnen twee minuten nadat de vuren gezien waren, volgde de aanvaring. Er werden onmiddellijk vuurpijlen afgestoken, waarmede men zoo lang voortging tot het stoomschip zonk. Het was onmogelijk meer booten dan twee te water te krijgen, dewijl het stoomschip zoo spoedig scheef viel. Het aanvarende stoomschip lag naar zijne meening niet ten anker, doch was in beweging. Hij heeft echter geen groen licht op het aanvarende stoomschip gezien.
Ook de administrateur Hulsinga en de matrozen Sorensen en Cornelis de Voogd, die op de uitkijk waren vooruit, legden verklaring in denzelfden geest af, en hoewel zij geene gekleurde lichten zagen, zijn zij van meening, dat de Rosa Mary niet ten anker lag. Ook zag geen hunner een ketting uitstaan.
Volgens bericht uit Dover van 23 November, zijn daar des namiddags door bootslieden drie mannelijke lijken aan land gebracht Een er van was gevonden bjj Lloyds Signal Station met eene reddinggordel aan, gemerkt W. A. Scholten, Rotterdam. Later werden nog 4 lijken aan land gebracht, waarvan een onbekend, de anderen bleken volgens daarop gevonden papieren te zijn Marcus Kaiser, Francisco Castagna en Franzini Giovanni. Den 24en is bij Sandgate nog een lijk opgevischt, waarschijnlijk ook van een passagier van de W. A. Scholten.
De slachtoffers van de schipbreuk der W. A. Scholten zijn Donderdag, onder groote bewijzen van deelneming van de zijde der bevolking te Dover ten grave gebracht. De lijken der protestanten zijn over vier graven verdeeld. De Israëlieten hebben bij de begrafenis hunner geloofsgenooten een plechtigen lijkdienst gehouden. Zeer vele winkels in de stad waren gesloten.
Aangaande de begrafenis der slachtoffers te Dover ontleenen wij het volgende aan de Times. De stoet, die ten aanschouwen eener groote menigte werd opgesteld op de Marine Esplanade, werd geopend door vier koetsen met de lijken der 7 Israëlieten, gevolgd door drie rijtuigen, in welke eenigen der voornaamste leden van de Joodsche gemeente hadden plaats genomen. Daarop volgde een open lijkwagen met de kist van den eersten stuurman der W. A. Scholten. De kist was bedekt met de Nederlandsche vlag en prijkte met een aantal kransen. De van de bemanning van het schip geredde gingen naast dezen wagen als slippendragers. Vervolgens kwamen er nog acht lijkkoetsen, gevolgd door rouwdragers in rijtuigen en te voet. De stoet zette zich te omstreeks half twee in beweging. Overal waar hij langs trok, nam men de duidelijkste blijken van belangstelling en deelneming der bevolking waar. Op de begraafplaats bevonden zich een 6 a 7 duizend toeschouwers. Rondom de 4 graven in welke de protestanten werden nedergelaten, schaarden zich de bemanning en de overige die den stoet hadden gevormd onder wie de viceconsul van Nederland, de heer N. Schot; de consul van Amerika, de heer Preston; de mayor van Dover; kapitein Bakker; de scheepsdocter, de administrateur en de derde stuurman van de W. A. Scholten; de coroner, de heer Payn, enz. De lijkdienst werd gehouden door Rev. Canon Puckle en Rev. F. A. Alfree.
Op het Joodsche gedeelte van het kerkhof werd de dienst waargenomen door den rabbi Barnstein, die eene zeer geroemde rede hield, in welke hij met groote erkentelijkheid sprak over de hulpvaardige wijze waarop de ingezetenen van Dover de geredden van het noodige hebben voorzien.
Nieuwe Tilburgsche Courant, 27-11-1887

Aanvaring van de W.A. Scholten
Den 24en November werd te Dover door den "Marine Surveyor" de schade onderzocht, geleden door de Rose Mary, door de aanvaring met de W. A. Scholten. De boeg, die nu door bet lossen der lading uit het voorschip hooger boven water is gekomen, toont dat de schade door een vlak voorwerp is veroorzaakt dat van stuurboord naar bakboord er langs schuurde. Het belangrijkste deel van het onderzoek echter betreft de ankerketting, welke heden onderzocht werd. Men heeft bevonden dat deze op een gedeelte zwaar geschuurd en geheel blank is. Dit is op ongeveer de halve lengte der ankerketting en pleit voor de bewering van den gezagvoerder van de Rosa Mary, dat hij tijdens de aanvaring ten anker lag. Er drijven veel wrakstukken in het Engelsche kanaal, en dewijl de W. A. Scholten en het bij Hythe gezonkene Amerikaansche schip E. T. Sawayer beginnen op te breken, is dat zeer gevaarlijk voor de scheepvaart bij deze plaats, waar dagelijks honderden schepen passeeren. Het weder is nog niet gunstig voor het duikerswerk geweest. Doch zoodra hun werk afgeloopen is, zullen de wrakken van beide schepen vanwege de Trinity antoriteiten worden vernield en opgeruimd.
Het geborgene der mail van de W. A. Scholten is naar de bestemming verzonden.
Onze Londensche correspondent seint:
De Coroner's Jury heeft in zake de verdronkenen der W. A. Scholten heden middag uitgesproken, dat de verdrinking heeft plaats gevonden door de aanvaring der Scholten met de Rosa Mary, terwijl deze geankerd lag nabij Dover. De gezworenen oordeelden, dat de kapitein en de officieren der Scholten eene fout hebben begaan door geen rekening te houden met de sterke strooming der zee, toen zij beproefden de Rosa Mary voorbij te stoomen. De jury prijst de menschlievede pogingen van den kapitein en de bemaning van het stoomschip Ebro, waardoor veel menschenlevens gered zijn. De Coroner deed de jury opmerken, dat de nalatigheid der officieren van de Scholten alsnog onbewezen is, en ried dar jury aan, de beslissing over dit punt liever te laten. Op grond van dezen raad werd de desbetreffende zinsnede uit het verdict weggelaten. De Coroner deed nog de noodzakelijkheid uitkomen, dat in gevaar verkeerende schepen noodsignalen bezigen, welke elk misverstand uitsluiten.
Bataviaasch Handelsblad, 30-12-1887