Home
Home

Zoek een persoon
Personen

Zoek een schip
Schepen

Overzichten

Contact

Bronnen

Maten

Retour
Het schip
Vrouw Sophia (0)
Jasperdina (1828)
 
Meer informatie over dit schip
Volgens brief van Tonningen van den 22 Julij, is aldaar lek binnen geloopen het schip de Vrouw Sophia, kapt. S. O. Visser, met tarwe, van Danzig naar Amsterdam, de lading is beschadigd gelost en opgeslagen, uitgezonderd 33½ tonnen, welke uithoofde van zware beschadigdheid, den volgenden dag openlijk verkocht zouden worden, de kapt. dacht tot het voortzetten der reis, spoedig gereed te zullen zijn.
Opregte Haarlemsche Courant, 02-08-1827

Den 18 Augustus is wegens storm te Bremen binnen geloopen het schip Jasperdina, kapt. W. H. Kleindijk, van Wismar naar Antwerpen.
Opregte Haarlemsche Courant, 28-08-1828

Het schip Jasperdina, Kapt.H. Kleidyk , van Tonningen naar Zaandam, is den 10 Nov. eenigzins lek en met verlies van zeilen te Carolinensiel binnengeloopen, de lading werd gelost.
Leydse Courant, 04-12-1829

Het schip Jasperdina, kapitein W. H. Kleindijk, van Danzig naar Amsterdam, laatst van Tonningen, te Delfzijl binnen, is, volgens brief van daar van den 20 dezer, lek en heeft eenige schade bekomen.
Rotterdamsche Courant, 25-02-1832

Rotterdam, 20-06-1833
In onze Stadscourant is door schipper W. H. Klijndljk, gevoerd hebbende het tjalkschip Jasperdina , van Delfzijl, den 10 Junij laatstleden alhier aangekomen, eene openlijke betuiging zijner dankbaarheid geplaatst voor het edelmoedig gedrag, door den Deenschen kapitein Jacob Möller, voerende het brikschip de Magdalena Frederika, van Kiel (D), te zijnen opzigte betoond, die hem, toen hij op 96 Eng. mijlen van Hoornrif in de Noord-zee zijn schip in zinkenden staat verlaten moest, in levensgevaar met zijnen stuurman en jongen heeft opgenomen, waarbij gezegde kapitein Muller zelf zijne boot, trossen, enz. heeft verloren, vervolgens hem te Grimsby aan land gezet, bij den Hollandschen consul bezorgd en nog bovendien van eenig reisgeld voorzien heeft. Schipper Klijndijk heeft gemeend, openlijk zijne erkentenis te moeten betuigen, opdat het edel gedrag van zijnen redder alom de welverdiende hulde ontvangen moge.
Groninger Courant, 25-06-1833