Home
Home

Zoek een persoon
Personen

Zoek een schip
Schepen

Overzichten

Contact

Bronnen

Maten

Retour
Het schip
Alberta (1867)
 
Meer informatie over dit schip
Buenos Aires 25 Oct.
kapitein Lingbeek, van het schip Albertha, te Rosario in lading liggende naar Humaïta, is den 8 September [Correctie: 8 october]verdronken.
Nieuwe Rotterdamsche Courant, 06-12-1868

Vrijdagmorgen kwam de bekende zaak der Albertha voor de Arrond.-Rechtbank te Winschoten. Vele nieuwsgierigen, waaronder vele zee-kapiteins, woonden de zitting bij.
De Heer J. Wilkens, fabrikant te Veendam, gaf als reeder de volgende verklaring: De Albertha was verzekerd voor een reis van Buenos Aires naar 't Kanaal voor order, bij een maatschappij te Triëst, voor ƒ 8000, terwijl de vorige reis die penningen ƒ l2OOO bedroegen.
Door ouderdom van 't schip, 't is 18 jaren, werd te Buenos Aires een klasse minder geclassificeerd. De reederij kreeg na aankomst te Boston (USA) van kapt. de Jonge een telegram, vragende of hij naar de Albertha die, naar hij daar vernomen had te Rio de Janeiro binnen was, terug zou gaan; maar aangezien de reederij voor proces vreesde, abbandonneerde zij het schip.
De kapt. De Jonge kon niet weten of de Albertha verzekerd was en voor hoeveel, maar zou dat als zeker achten aangezien dit altijd gebeurde.
De Jonge gaf bij zijn aankomst aan het kantoor der reederij niet de minste verwondering te kennen, dat het schip voor ƒ 4OOO minder geassureerd was.
De schepelingen der Albertha kwamen om afrekening der nog te vorderen gage, hetwelk op advies van De Jonge werd uitbetaald (De Jonge was toen nog niet in Holland) en verklaarden dat alles was toegegaan zooals het in 't Journaal onderteekend en te Boston (USA) onder eede verklaard is.
Voorts zegt de Heer Wilkens, dat hij gedurende de 6 à 7 jaren, dat de De Jong voor zijn kantoor vaart, hij in hem een uitmuntend mensch en een ferm zeeman gevonden heeft; dat hij nog geene moeite gedaan had voor de assurantiepenningen, omdat hij deze zaak eerst moest afgeloopen zien.
Daarna komt de tweede getuige H. P. Hansen, stuurman der Sunbeam, voor, die door een tolk wordt bijgestaan. Hij verklaart als volgt:
Den 17 Mei 1884 zagen wij in den Zuid-Atlantischen Oceaan een schip hetwelk later bleek te zijn de Albertha, kapt. De Jonge. Het toonde seinen, die wij niet begrepen, waarop gesignaleerd werd dat hun schip lek was, en dat zij van de Albertha afwilden om op de Sunbeam over te gaan. De Sunbeam vroeg daarop of zij een boot hadden, waarop zij antwoordden dat zij met hun eigen boot zouden komen.
De Jonge kwam met de equipage langs zijde der Sunbeam en zag dat er veel water instond, was maar kan niet constateeren, dat de boot al dan niet lek was.
Tweemaal werd de proviand der Albertha gehaald, de eerste maal ging de stuurman en de tweede maal de kapitein meê om eenige scheepsbenoodigdheden. Hij was tegelijk met kapitein De J. aan boord, maar niet in de kajuit; wel zag hij dat De J. een boor in de hand hield, die hij (De J.) liet vallen toen hij (de stuurman) zag, maar heeft hem niet boorende gezien. De tweede maal aan boord komende, vond hij een gat in de kajuit van een duim diepte, maar de weggeworpen boor bleek naderhand er juist in te passen; ook zag hij twee gaten in den boeg, daarop opmerkzaam gemaakt door een der Engelsche matrozen, maar kon niet verklaren of die gaten met dezelfde boor geboord zijn.
Hij verklaarde nog dat De Jonge wel gezegd heeft voor den derden keer met zijne epuipage naar de Albertha te willen terugkeeren, nadat hij gehoord had dat de stuurman met 3 matrozen het schip in bezit wilden nemen.
Ze wilden hem toen niet meenemen, omdat ze reeds de gaten gestopt hadden. Ze gingen er met de Albertha van door om bergloon te krijgen, maar konden ook hun leven verliezen.
Toen zij aan boord der Albertha kwamen vonden zij krullen of spaanders en kwamen behouden te Rio de Janeiro aan, waar de Albertha is verkocht voor ƒ 3OOO.
De andere getuigen Nielsen, Amansen en Krönagel verklaren ongeveer hetzelfde.
De Jonge, hiertoe uitgenoodigd, verklaart slechts één maar geen twee keeren aan boord te zijn geweest, dat hij van een loon niets wist, aangezien dit beheer aan den stuurman behoort; dat hij, toen de derde maal naar zijn schip geroeid zou worden, te kennen gaf, dat hij en zijn equipage nu naar boord mee terug zouden gaan, omdat ze nu gerust konden zijn, wijl dien nacht de Sunbeam bij hen zou blijven, waarop kapt. Johnson den stuurman der Albertha, die in de sloep wilde gaan, dit belette, door hem bij den kraag van zijn jas te pakken, en de boot verder naar de Albertha roeide.
Dat toen hij de Albertha verliet er geen gaten in de kajuit of boeg aanwezig waren. Kapt. de Jonge verzocht dat ook zijn volk zou gehoord worden. De eisch van het O. M. is éen jaar celstraf.
Het nieuws van den dag: kleine courant 19-10-1885

De kapitein De Jonge, van de Albertha, is heden door de Rechtbank te Winschoten, overeenkomstig den eisch van het O. M. (zie ons nummer van 19 dezer) veroordeeld tot éen jaar celstraf.
Het nieuws van den dag: kleine courant 31-10-1885