Home
Home

Zoek een persoon
Personen

Zoek een schip
Schepen

Overzichten

Contact

Bronnen

Maten

Retour
Het schip
Maria (1802)
 
Meer informatie over dit schip
Kapitein E. D. Dekker, voerende het fregatschip Maria, van Amsterdam den 24 Januarij te Surinamen aangekomen, meldt van daar van den 31 dito, dat hij op zijne reis tweemalen zulken harden wind gehad had, dat hij genoodzaakt werd het schip bij te leggen, te meer, daar de wind tegen was; alles was echter wel gebleven, en hij had slechts nu en dan veel water op het dek gekregen; ook had hij, ofschoon reeds 5 dagen met lossen bezig zijnde, geene schadc aan de lading bespeurd.
Rotterdamsche Courant, 15-03-1823

Paramaribo den 12 april.
Eenige minuten na middernacht, tusschen den 11 en 12 dezer maand, werd aam boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, kapt. Jens Johannissen, ondekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de kapt. J. Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken; sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon, bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zich zelven en hetgeen zij nog mogten kunnen uithalen te redden, en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren en andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgenden damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl de kapt., alhoewel dringend terug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg gehad, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende, de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort , vermits sedert dat oogenblik hij niet weder te voorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel, dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.
Die had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen de Zorgvuldigheid, kapt. J. Hulsen; de Henriette, kapt. J. E. Schneebeeke en de Henriette, kapt. J. C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was; andere schepen zoo als de Maria, kapt. E. D. Dekker; de Jonge Willem, kapt. G. van Meedevoort; de vier Gezusters, kapt. Jan van Dijl, vloden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, kapt. P. Rynbende, in de binnenlaag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal; het schip Betsy, kapt. M. Mac Dougal, van Rotterdam, in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter-ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor-ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter-touw afgebrand zijnde en deze bodem dus mee het laatste van- den vloed op deszelfs voor-touw rondzwaaijende, met de achtersteven naar den wal, tegen de Betsy langszij aankomende, ook dezen aangetast en overmeesterd, zoodanig dat. de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde weldra af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie uren in.
Om voor te komen dat de brand van de Betsy tot de huizen overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voor-ketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan den wal vastgemaakt, tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en omver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept en daarop spelende gehouden, tot vijf uren des morgens , toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan waarvoor men bedugt was.
Middelburgsche Courant, 09-06-1825

Volgens brief van kapit. J. J. Remkes, voerende het schip Maria, van Batavia naar Amsterdam, in dato Vargö den 1 dezer, was hij, na gedurende 25 dagen met oosten wind en stormweer in het Kanaal gekruist te hebben, den 31 januarij in goeden staat aldaar binnengeloopen.
Rotterdamsche Courant, 08-02-1838

30 Jan. op het Kaapse Rif (24" 20' O.L): bel schip Maria, Kapt. Remkes, den 2 Dec. v. Batavia n. Amsterdam vertrokken; dezelve had op de hoogte van het eiland Frans [= Mauritius], de groote en voorsteng verloren, doch alles weder hersteld, en aan boord allles wel zijnde, sedert te Sint Helena aangekomen
De Avondbode, 24-04-1839

H. J. RIETVELD, D. BETH en J. SCHUTTE HOYMAN, Makelaars, zullen ten overstaan van een daartoe bevoegd Beambte op Maandag den 18den Julij 1842, des avonds ten zes ure precies te Amsterdam, in de Nieuwe Stads-Herberg aan het IJ Verkoopen: Een extra ordinair welbezeild gekoperd FREGATSCHIP varende onder Nederlandsche Vlag, genaamd MARIA, laatst gevoerd door Kapt. J. J. REMKES volgens Nederlandschen Meetbrief lang 30 Ellen, 65 Duimen Wijd 7 Ellen, 10 Duimen en hol 4 Ellen, 89 Duimen, en alzoo gemeten op 473 Tonnen of 250 Lasten, en dat verder met al deszelfs Rondhout opstaand en loopend Want, enz., als breeder bij den Inventaris is te zien. Het voorsz. Fregatschip ligt in het Ooster-Dok. Iemand nader onderrigting begeerende spreke mei bovengenoemde Makelaars.
Algemeen Handelsblad, 30-06-1842

VERKOOPIING VAN SCHEPEN
Maandag 18 Julij, in de Nieuwe StadsHerberg aan het Y.
Het welbezeild Gekoperd Fregatschip Maria, Kapt. J. J. Remkes. ƒl3OOO. In slag ƒ5O. Opgehouden.
Algemeen Handelsblad, 20-07-1842