Home
Home

Zoek een persoon
Personen

Zoek een schip
Schepen

Overzichten

Contact

Bronnen

Maten

Retour
Het schip
Anna (1870)
Ida (1897)
 
Meer informatie over dit schip
Bij de reederij te Oude Pekela J. J. Koerts & Zn., van het schoenerschip Anna, kapt. Velvis, is Dinsdag van het consulaat te Gibraltar het volgende schrijven ontvangen:
"Mijn telegram bevestigende, kan ik nader melden dat de schoener Anna geënterd is door Barbarijsche zeeroovers, zeven mijlen van Al Hoceima, op Zondag p. m. 2.30 uur. Kapitein Velvis is vermoord, stuurman Smit gevaarlijk gewond; scheepsprovisie, tuig en een gedeelte der lading is geplunderd. Het schip is geankerd te Gibraltar; sein heden instructie.
Gisternamiddag vervolgde ik mijn onderzoek op de Anna, waar ik kapt. Velvis dood in zijn kajuit vond en den stuurman M. Smit, gevaarlijk gewond, op een hoopje stroo in de hut liggen. De laatste werd direct door den scheepsdokter bijgestaan, welke zijne verplaatsing naar het hospitaal beval, waaraan onmiddellijk gevolg werd gegeven. De toestand van hem is sedert zijne verplaatsing naar het hospitaal aanmerkelijk verbeterd; volgens de doctoren waren er kenteeken van buikvliesontsteking waar te nemen. Vanmiddag heeft eene gerechtelijke lijkschouwing plaats gehad; de jury keerde terug met eene uitspraak van moedwilligen moord door verschillende onderdanen van den sultan van Marokko gepleegd. "Voor de rest bestond het scheepsvolk uit twee bevaren zeelui en een scheepsjongen". Naar men verder verneemt, zullen bij de regeering pogingen gedaan worden om van haar te verkrijgen dat zij het Marokkaansche gouvernement bewege de roovers te straffen en aan de betrekkingen geldelijke schadevergoeding uit te keuren. Ongetwijfeld zal onze Regeering dezen aandrang wel niet afgewacht hebben, voor zich deze zaak aan te trekken.
De berichtgever der Londensche Globe te Gibraltar heeft een onderhoud gehad met iemand van de bemanning der Anna en deelt de volgende, in enkele opzichten van de vroegere berichten afwijkende, bijzonderheden mede.
Het schip, met olie van Bari naar Lorient koers zettende, werd door tegenwind genoodzaakt, dicht onder de Marokkaansche kust te laveeren, waar het op Zondag 28 April door windstilte overvallen werd, zeven mijlen van den wal, tusschen Melilla en Ceuta. Tegen drie uur 's namiddags zag men eene boot in zee steken, die bij de nadering met zeven woeste Mooren van het Rif bemand bleek, met naakt bovenlijf en gladgeschoren schedels, waarop een bosje haar was overgelaten.
De woestaards, met Martini Henry-geweren en lange messen gewapend, riepen den kapitein in het Spaansch toe, de zeilen te strijken, wat de heer Velvis weigerde. Nu begonnen de Mooren te schieten, terwijl de bemanning zich met bijlen en koevoeten gereed maakte om den aanval af te slaan. De eerste Moor die aan boord poogde te komen, werd door stuurman Smit neergeveld, maar deze zelf stortte, door een kogel getroffen, op het dek. De kapitein loste zijn revolver (het eenige vuurwapen aan boord) maar werd zelf reeds na het eerste schot aan de hand gekwetst. De stuurman, inmiddels naar achter gekropen, kreeg nog vier schotwonden en bleef voor dood liggen, waarop ook de kapitein met een kogel in den buik nederviel.
Bovendien naderden nog meer booten van den wal, met wel 120 bandieten, zoodat verdere tegenstand onmogelijk werd. De Mooren lieten de scheepsboot neer en laadden deze vol beddegoed, keukengereedschap, kompassen, zeilen, olie, al wat aan levensmiddelen te vinden was, behalve pekelvleesch, tot de kajuitdeuren toe en de kleederen der opvarenden die hun van het lijf werden gerukt. Steeds voeren booten heen en weer om den buit in veiligheid te brengen. Gelukkig stak 's avonds de wind op, terwijl de roovers aan wal waren en kon de Anna zoo goed en zoo kwaad het ging naar de Spaansche kust koers zetten. Anders had men wellicht nimmer van het schip iets meer gehoord.
De kapitein, die duldeloos leed, werd stervende naar de kajuit gedragen en de stuurman naar het vooronder. Een der bemanning, Austin, een Engelschman, nam het bevel op zich. Men brandde toortsen van werk om de aandacht van voorbijvarende schepen te trekken, maar vruchteloos. Ongeveer vier uur 's ochtends vonden twee matrozen den kapitein in de kajuit op den grond liggen. Hij ademde nog en zij tilden hem op een rustbed, "We zullen wenden", zeide een. "Och, jongens, ik kan u niet helpen," antwoordde de stervende. En toen de twee, nadat het schip gewend had, terug kwamen, was de arme man dood.
Te half zes Dinsdag (?) ochtend zag men rook aan stuurboord en bij gebrek aan vlag werd een blauwe lap en een hemd geheschen. Te 10 uur, bij mistig weer, kwam Gibraltar in 't zicht van waar men te 4 uur de Anna opmerkte en een sleepboot zond om haar binnen te brengen. De stuurman werd voorts in allerijl naar het hospitaal overgebracht, schrikkelijk aan beide dijen, in den buik en aan de rechterhand gekwetst. De verontwaardiging te Gibraltar over deze daad van zeeroof, in het gezicht van Europa, is groot. Het is hoog tijd, meent de berichtgever, dat de mogendheden te zamen maatregelen nemen om aan dergelijke gruwelen een einde te maken. De aanval op de Anna wordt thans door de voorstanders van een krachtige Marokkaansche politiek in Spanje gebruikt om de regeering aan te sporen een krachtige houding tegenover de Marokkaansche regeering aan te nemen, schrijft de Voss. Zij wijzen er op dat op de conferentie van 1880 de vertegenwoordigde mogendheden Spanje opgedragen hebben te waken dat de bepalingen van deze conferentie nageleefd worden en dringen aan op het benoemen van een vasten gezant aan het hof van den sultan.
Een weinig jaloerschheid over den invloed van de andere mogendheden, vooral van Engeland, is hierbij wel in het spel, meent het Berlijnsche blad.
Algemeen Handelsblad, 09-05-1895