Home
Home

Zoek een persoon
Personen

Zoek een schip
Schepen

Overzichten

Contact

Bronnen

Maten

Retour
Het schip
Vice Admiraal Rijk (1846)
 
Meer informatie over dit schip
Men meldt van Batavia dd. 28 Sept., dat het schip Vice-Admiraal Rijk, 28 Junij bevorens op het Christmas Island totaal is verongelukt.
Algemeen Handelsblad, 16-11-1852

Het Nederl. schip Amicitia, kapt. D. Crap Hellingman, is 26 Aug. te Anjer gepasseerd, aan boord hebbende drie schipbreukelingen van het bij Christmas Island verongelukte schip Vice-Admiraal Rijk, welke personen op dat eiland 56 dagen in de grootste ellende hadden doorgebragt. Deze drie geredde personen, te weten: de Heer P. Graat, opper-stuurman, C. Kipping, matroos, en de Heer R. A. H. Tollius Bennet, passagier, hebben verklaard: Dat zij den 7den Maart dezes jaars met het Nederl. barkschip, genaamd Vice-Admiraal Rijk, beladen met stukgoederen, van Ramsgate zijn vertrokken, koers stellende naar Batavia. Dat de ekwipage van dien bodem was zamengesteld uit negentien personen, als: de Heer J. Bakker, gezagvoerder; de Heer P. Graat, opper-stuurman; F. Schelkes, 2de stuurmaa; H. Vuyk, 3de stuurman; M. Zeilstra, bootsman; Monson, zeilmaker; Matzen, timmerman; E, Hollander, kok; C. Kipping, P. Visser, P. van der Wal, L- Ringsma, M. Zwensen en E. Hansen matrozen; J. Booy, J. Terhagen, W. Bakker, J. Valkema en P. Engelhart ligt matrozen, en de Heer Tollius Bennet, die zich als passagier aan boord bevond. Dat zij tot op den 27sten Junij jl. de reis tot op de hoogte van Christmas Island, zonder onheilen, hebben voortgezet. Dat zij den avond van dien dag, ongeveer ten 7½ ure, terwijl de opper-stuurman de wacht overnam, om de zuid zijn overstag gegaan, zeilende het schip in goeden staat, met dik buiig weder, naar gissing op 2½ mijl bezuiden Christmas Island; dat zij te 9½ de lucht afgeschoond zijnde dat eiland in zigt kregen, noord ten oosten half oost, op een afstand, naar gissing, van 3 mijlen; dat zij toen om de noord zijn over stag gegaan, en alle dienstdoende zeilen bij hadden, sturende noord; dat zij, na ½ uur die rigting te hebben gevolgd, het meer genoemde eiland op eenen afstand van circa 2½ mijl ten noord noordoosten van het schip hadden, onder welke omstandigheden de opper-stuurman de wacht overgaf aan den kapitein, en volgens gebruik zich naar kooi begaf. Dat de meergemelde opper-stuurman P. Graat, omstreeks 3½ ure in den morgen van 28 Junij ontwaakte, door het geschreeuw van den tweeden stuurman : "Er komt eene zware bui opzetten. Op je roer!" Dat hij daarop naar het dek ijlde, land ontdekte en last gaf om de achterra's op te halen; nadat die last met veel moeite zoo spoedig doenlijk ten uitvoer gebragt was, vernam hij dat het schip bereids gestoten had, waarop hij zich naar de zoogenaamde hel begaf en deze reeds vol water vond; vervolgens kapte hij de sjorrings der booten, doch, daar het schip hard begon te zinken, vlugtte alle man naar, en in de kleine sloep, welke in de davits hing. Door den plotselingen last, welken deze daardoor ontving, vierde de voortalie af en sloeg de boot over kop, zoodat de geheele ekwipage in zee stortte; intusschen hadden de bovengenoemde opperstuurman en de matroos Kipping het geluk uit de boot te kunnen springen en het dek te bereiken der hut, welke middelerwijl aan stuk was geslagen; op dit oogenblik ontmoetten zij den Heer Bennet en den kok E. Hollander, in zee zwemmende; welke zij beiden opnamen. Dat zij alzoo vier in getal, tegen 4 ure des namiddags op de noordwestpunt van Christmas Island strandden, waarbij de kok het leven verloor; hier werd eene in de hut aanwezige vlag opgeslagen, zonder gedurende de 34 dagen, welke zij op dat punt verbleven, door een der verschillende schepen, welke passeerden, ontdekt te worden, waarom zij besloten naaide zuidwestpunt van het eiland te gaan, die zij na eenen togt van acht dagen bereikten; hier zetteden zij andermaal de vlag op, waartoe zij twee dagen noodig hadden, omdat zij in hunnen verzwakten toestand tegen de steile rotswanden moesten opklimmen. Dat zij den 23sten Aug. op deze plaats zijn ontdekt, en gered dooi- den gezagvoerder D. Crap Hellingman, van het Ned. barkschip Amicitia, die hen aan boord opnam, verpleegde en Zaturdag den 28sten behouden ter reede van Batavia aanbragt. Dat de omstandigheden volstrekt niet hebben toegelaten om iets hoegenaamd van de scheepspapieren of van de aan boord zijnde, goederen te redden of te bergen, en dat de genoemde geredden gedurende hun verblijf op Christmas Island niets hadden om in hunne behoeften te voorzien, dan de vogels, welke zij vingen en onbereid moesten verslinden, benevens het zoete water, hetwelk daar door de aanhoudende regens voorhanden was. Wijders verklaarden de drie gemelde personen, dat gedurende de reis alle mogelijke naarstigheid en toezigt zijn aangewend, zoowel door den gezaghebber als door ieder man der ekwipage, en dat alzoo het verlies van schip en lading aan geene andere dan de hiervoren omschrevene omstandigheden kan worden geweten.
Algemeen Handelsblad, 16-11-1852